Skip to main content

Kortverhaal De Loze Vissertjes - via AGMJ

Mensen denken vaak dat de samenstelling van het doorsnee treincompartiment geheel willekeurig is. Niets is echter minder waar. Doorgewinterde treinobservatoren zoals u en ik weten wel beter.

Het zijn geen wetten van Meden en Perzen, maar wagons vertonen toch strikte regelmaat. Zo richten treinreizigers zich bij voorkeur met de rijrichting mee, bijvoorbeeld. Verder mijden mensen elkaar, als dat ook maar enigszins mogelijk is. Is er voldoende ruimte, dan gaan ze noch spontaan naast elkaar, noch spontaan tegenover elkaar zitten. Een beetje zoals herentoiletten: mannen willen niemand binnen armbereik. Ook leuters zijn gesteld op hun privacy. Inbreuken op die informele basisregels zijn sociaal onwenselijk en dus uiterst zeldzaam. Niemand ontsnapt aan de wetten van het openbaar vervoer.

Als een trein zich aardig begint te vullen en mensen zo hun ware intenties beter kunnen verhullen, wordt het pas echt interessant. In zulke gevallen bepalen twee hoofdspelers de dynamiek van het zitverkeer: de mooie jongedame en de vieze vent.

Mooie jongedames zijn mannenmagneten. Als mannen kunnen, nemen ze bij voorkeur plaats tegenover een schoonheid, of zorgen ze er op z’n minst voor dat hun gezichtsveld gevuld is met bekoring. Sommigen doen dat al wat subtieler dan anderen. Neem het ze niet kwalijk, jong of oud, ze kunnen het nu eenmaal niet helpen. Laat staan dat ze dat zelf beslissen.

De schrik van het treincompartiment, daarentegen, is de vieze vent. Ze zijn er in alle geuren en kleuren, de vadsige soevereinen, haarden der verderf. Ieder heeft zo zijn redenen om vieze venten te ontwijken. Dames vaak uit angst: hij moest aan de binnenkant maar eens zo gortig zijn als aan de buitenkant. Heren eerder om hun zintuigen te sparen. Geen onreinheid in hun luchtwegen. Geen gehijg of fluimenhoest. Geen overspelige lichaamskwabben. Geen naakte of nakende bilspleten, bonzende bierbuiken, voortstuwende snotkorsten, neuswimpers. Sommige mensen die het toch waagden om in de buurt van een vieze vent te gaan zitten, zijn – naar verluidt – nooit teruggekeerd.

12.34 uur!

Het is tijd collega’s! De spanning is te snijden. Nog 56 seconden om het einde van het perron te bereiken. Ik weet exact waar de eerste wagon zo dadelijk tot stilstand zal komen. Geen risico’s. Maximale efficiëntie. Minimale inspanning in het eindstation.

Even omkijken. Zie ginds de machtige sidderaal, stalen serpent op wielen! Naarstig slokt hij het spoor op. Steeds trager en trager. Een exemplaar zonder graffiti nog wel, dat ik dat nog mag meemaken! Het wordt een fijne rit. Ik voel het. Zet jullie schrap. De kolos gaat z’n buik openen. Snuif die treinlucht. Heerlijk.

Start de observatie!

Schuifdeur open. Het moment van de waarheid. De vangst van de dag. Gezellig druk. Strategisch positioneren. Onopvallend opgaan in de menigte. Links nog een plekje vrij op de hoek met de rijrichting mee, rechts – naast de deur – nog eentje tegen de rijrichting in. Evidente keuze.

Even weerklinkt een schelle kreet. Het ijzeren gevaarte begint z’n lasten – koppig, met slaventred – voorwaarts te torsen. Steeds sneller en sneller. Het panorama verandert. Stad wordt platteland.

Tijd om te inventariseren.

Aan mijn rechterzijde ligt een man te slapen bij het raam. Komisch potentieel. Vast en zeker. Ik heb menig snurker een halte te ver weten soezen. Over de dromer zit een schattig klein kereltje – vergezeld door zijn grootmoeder – het universum achter het raam heruit te vinden. Zijn geestje is nog een prachtige chaos, open voor alle rijkdom van de wereld. Ik ben jaloers.

Aan de andere zijde van het gangpad plakken twee kletsende kloeken tegen het glas. Hoewel ze in hun eigen kleine wereldje vertoeven, kan de hele nabijheid meegenieten van hun gekakel.

Links van me – naast het kippenhok – zit een jongedame. Mooi, is het spontane label. Een bescheiden schoonheid, maar ongetwijfeld de parel die vanaf nu de dynamiek van deze openbare oester – liftend op stroom – zal dicteren. Sluik bruin haar, gave huid, blauwe ogen. Nauwsluitend maar deftig jurkje, stijlvol jasje, hakjes.

Het kippenhok staart jaloers naar haar jeugdige silhouet, met name naar de lentejonge priemappeltjes die zich zachtjes ontboezemen door haar jurk. Hun blikken veruitwendigen inwendige minachting. Een mooier compliment kan een vrouw niet geven.

De jongedame – zich van geen kwaad bewust – legt het ene been over het andere. Als bij een sportwedstrijd draaien de hoofden mee. Dankzij haar nieuwe houding stelt haar panty nu haar prachtige…

12.38 uur!

De eerste halte! Bijna gemist! Haltes zijn nochtans bijzonder belangrijk. Iedere stop schudt de kaarten stevig door elkaar. Andere kaarten, andere dynamiek, andere observaties. De metalen slangaal spuit zijn ingewanden uit. Een mensenzee stroomt naar buiten. De kippen gaan van stok. Oma neemt haar oogappel mee. Zelfs de schone slaper ontwaakt en neemt de benen.

Een jongeman, fiere forel,  spartelt – tegen de stroom in – naar binnen. Hij vult het deurgat en tuurt onnatuurlijk lang rond. Halflang zwart haar, ruige stoppels, bruine ogen. Zeemansjas, rolkraag, bottines. Groot, slank en breed. Na wat aarzelen ploft hij rechts naast de deur neer, ietwat onzeker.

Fantastisch! Gewoonweg fantastisch. Een potentiële paringsdans kan zich nu volledig spontaan voltrekken! Excuses collega’s, dat was een beetje plastisch en voorbarig. De opwinding slaat toe. Het perspectief kleurt. Laat de discretie wederkeren!

Adem in. Adem uit.

De jongedame zoekt iets in haar handtas. Daardoor merkt ze haar nieuwe overbuur niet meteen op. Die heeft inmiddels een tijdschrift tevoorschijn getoverd. Nu volgt er een belangrijk moment. Haar natuurlijke nieuwsgierigheid dwingt haar namelijk om haar veranderde omgeving te scannen.

Ze richt haar ogen op. Vluchtig observeert ze de overzijde. De eerste blik is altijd pure registratie. Altijd. Prikkels bereiken de zenuwcellen van de ogen; dringen via zenuwen door tot de hersenen. Analoog wordt digitaal. Le moment suprême: beeldvorming.

Nog geen twee seconden later verraadt ze welk beeld ze heeft gevormd in haar hoofd dankzij een tweede, minder vluchtige blik. Zo’n tweede blik is nooit pure registratie. Nooit. Intenties maken zich meester van tweede damesblikken.

Meisjes zijn altijd spaarzaam met hun blikken omdat jongens er nu eenmaal te kwistig op reageren. Als een koene ridder met de lans op het doel af! Zo verover je geen jonkvrouw. Tweede blikken zijn dan ook riskant, ronduit moedig zelfs. Je moet al een zeer goede reden hebben om op die manier je leven te willen riskeren.

Een tweede blik is nooit pure registratie. Nooit. Zeker niet als hij geworpen wordt naar een brok biologische potentie op een verder verlaten treinbank. Tevergeefs trouwens: hij richt even het hoofd op om richting glas te gluren en verdiept zich vrijwel meteen weer in zijn – blijkbaar zeer boeiend – magazine.

“Vreemd…”, zie je haar denken. Maar ze geeft niet op. Ze begint wat met haar haren te spelen. Klassieker. “Kijk eens naar mijn lokken, glanzend van gezondheid.” Rond en rond de vinger. Af en toe een vluchtige blik naar de overzijde. Geen reactie. Sporadisch kijkt hij geboeid naar buiten. Het onbegrip valt van haar gezichtje af te lezen.

Daar zit ze dan, met de handen in het haar. Ze daalt zachtjes. Haar hals ontbloot terwijl ze via haar halsketting naar beneden klimt. Ze dolt wat met het juweel en met wat nieuwe blikken. Geen glimp claimt hij van haar, maar wat is het buiten blijkbaar prachtig.

Peinzend laat ze haar handen nog een beetje verder neer. Ze stopt bij de zenit van haar welvingen. Haar gelaat licht een beetje op. Ze grijpt de revers van haar jasje en begint zich eruit te wringen. Holle rug. Volle borst vooruit. Haar boezem priemt bijna zijn ogen uit, maar hij blijft blind. Gedurende haar hele manoeuvre staart hij intens naar het verkeerde landschap. Buiten is het nochtans vlak. Ze zucht.

Hoe kan iemand zo onopmerkzaam zijn? Hengelen als een gek, dat deed ze, maar hij weigerde gewoonweg om toe te happen. Een schuwe vis, dat verdient ze niet. Ze is niet lelijk of zelfvoldaan. Aas van topkwaliteit. Ze heeft recht op oogcontact!

Lichtjes gefrustreerd rekt ze zich uit, sierlijk wriemelend. Een sensueel zuchtje mag daarbij niet ontbreken. Zij ziet het niet, maar hij merkt het op. Hij spitst de oren. Zijn ogen dwalen zijwaarts af. Niet naar haar – jammer genoeg – maar zijn aandacht is afgeleid. Helaas herpakt hij zich, staart hij naar buiten, en duikt hij schuchter terug in zijn tijdschrift.

Haar frustratie is overduidelijk. Ze voelt zich ongemakkelijk, in de eer gekrenkt. Dit is niet de normale gang van zaken. Ze grijpt haar tas, neemt er een flaconnetje parfum uit en vergast de hele ruimte. Je weet maar nooit wat voor feromonen parfumeurs in hun verdekte brouwsels draaien.

Tijdens het spuiten bevochtigt ze subtiel de lippen met de tong. Qua analogie kan dat tellen. Ze weet het niet, maar hij ruikt het. Zijn ogen knipperen langzamer en langzamer. Hij inhaleert dieper en dieper. Torso breed. Handen klam. Zijn vingers strelen fijntjes de achterzijde van het tijdschrift.

Ze stopt het flaconnetje weg en stuit op een voorraadje lipstick. Lippen tuiten dan maar. Langzaam heen en weer met die stick. Subtiel zoent ze de lucht, daarna even haar hand. Hij kruist z’n benen, meer niet.

Het brengt haar op ideeën. Ze begint te schommelen met één been – heviger en heviger heen en weer – en wrijft zachtjes over haar bil. In zijn ooghoek verschijnt sporadisch een hak, soms zelfs een welgevormde enkel. Zij ziet het niet, maar zijn ogen glijden via de hak naar buiten. Zoekend.

“AU!”, schreeuwt hij plots terwijl hij in een reflex overeind springt. De jongedame had haar frustratie onbewust gebald in een flinke schop tegen zijn scheen met de punthak. Hij kijkt haar aan en verstart. Ze schrikt van zichzelf en blijft verstijfd zitten met open mond.

Een fractie van een seconde is het stil. Alleen op de wereld.

Ze kijken elkaar aan. Verstomming verandert in een verlegen glimlach. Hij wil iets uitbrengen. Zij wil iets zeggen. Enkele warrige betekenisloze klinkers en medeklinkers stotteren naar buiten en…

12.43 uur! Spoorwissel!

Arme knaap. Bruusk valt hij voorover. Weerloos. Hij ontwaakt waar iedere man ontwaken wil: de jonge duinen van een sirene. Geen erosie te bespeuren. Zodra hij merkt waar hij gestrand is, krabbelt hij gegeneerd recht. Vluchtig fluistert hij nog een “Het spijt me.” in haar oor. Ze krijgt kippenvel van zijn zachte stem.

Daar staat hij dan, blozend. Met z’n rechterhand wrijft hij over z’n achterhoofd terwijl hij snel naar woorden zoekt. Zij is nog aan het bekomen van al dat plotse genot. Voor hij ook maar iets kan uiten, glijdt – heel rustig – een stadsnaam voorbij.

12.45 uur. Bestemming.

Hij kijkt naar buiten. Zij ook. Ze leest het bord. Daarna ziet ze – ter hoogte van de stadsnaam – een schim verdwijnen uit de reflectie op het treinglas. Weg. Hij is weg. Haar spiegelbeeld blijft alleen achter.

Geen tijd om haar radeloze inwendige vertwijfeling verder te bestuderen, collega’s. De trein wacht niet. Opstaan en wegwezen. Toch nog even omkijken. Blijkbaar zaten enkel wij gedrieën nog in het treincompartiment na de eerste halte. Uiterst merkwaardig!

Zij bleef die dag onzeker en alleen achter. Dat dacht ze althans. Mensen denken vaak dat de samenstelling van het doorsnee treincompartiment geheel willekeurig is. Niets is echter minder waar. Doorgewinterde treinobservatoren zoals u en ik weten wel beter.

Als twee onzekere vissers moedig naar elkaar hengelen in een verlaten vijvertje, eindigt er nu eenmaal geen vis aan de haak.

Stop de observatie.

Leuk artikel?

There's more where that came from. Volg AGMJ via mail en mis niets!

Genoten van dit kortverhaal?

Vond je dit kortverhaal leuk? Deel het op social. Sharing is caring!

Laat hier je reactie achter. Ik ben benieuwd!